Aan de vergetelheid onttrokken: Paul de Kruif

Frank Huisman, hoogleraar geschiedenis van de geneeskunde te Utrecht, heeft in 2013 een viertal argumenten of drijfveren voor het bedrijven van zijn vakgebied beschreven: 1) als hulpmiddel bij academische vorming (‘Bildung’); 2) als hulpwetenschap voor de geneeskunde; 3) als politiek instrument; en 4) als (culturele) betekenisgever.[1] Hij illustreert elk van deze vier drijfveren met markante historici en hun publicaties. Ik meen dat deze vierdeling nog niet compleet is. Een vijfde (of is het wellicht juist de eerste?) drijfveer om te gaan graven in het verleden is het construeren van een (stand)beeld van een voorganger c.q. inspiratiebron. Binnen dit segment van drijfveren zien we de talloze oudere artsen, tandartsen, apothekers, fysiotherapeuten en verpleegkundigen die zich, al dan niet succesvol, zetten aan het schrijven van biografieën van vermaarde professiegenoten. Het recente boek van Arie Berghout over Isidore Snapper is een voorbeeld van dit genre.[2] Dit type onderzoek wordt verricht deels uit bewondering voor de persoon in kwestie, en deels om diens erfenis aan de vergetelheid te onttrekken.

Jan Peter Verhave heeft zich sinds 2008 beziggehouden met Paul de Kruif (1890-1971). En niet zonder resultaat. Ik had tot aan het lezen van het sluitstuk van deze inspanningen, een kloeke (656 blz. tellende) biografie,[3] nog nooit van Paul de Kruif gehoord of iets over hem gelezen. Nu kan dat iets over mijn beperkte ‘Bildung’ zeggen, maar ik veronderstel toch maar dat dit voor meer lezers van deze website of voor andere gevorderden in de medische- en/of wetenschapsgeschiedenis geldt. Jan Peter Verhave heeft met dit boek een belangrijke bijdrage geleverd aan de canon van de medische geschiedenis: een mooi literair monument voor de persoon, wetenschapper, maar vooral wetenschapsvoorlichter en -popularisator. Hij heeft, voor wie de moeite neemt het kloeke boek van kaft tot kaft te lezen, Paul de Kruif aan de vergetelheid onttrokken.

Paul de Kruif werd in 1890 geboren in Zeeland, een klein plaatsje in Michigan USA, niet ver van de kust van Lake Michigan. Zijn naam en geboorteplaats verraden zijn Nederlandse afkomst, en wie bekend is met deze streek weet dat de dominante religie de streng calvinistische variant van het protestantisme was (en is). Paul was de kleinzoon van een van de eerste immigranten die vanuit Nederland naar deze streek verhuisden. In de biografie komt herhaaldelijk terug dat De Kruif zich op zijn Nederlandse afkomst beroemde. Al in zijn middelbareschooltijd verdampt het geloof van zijn vaderen, niet in het minst na lezing van Darwins The Origin of Species. Paul gaat biologie studeren aan de Universiteit van Michigan en krijgt daar na zijn promotie in 1916 zijn eerste baan. Kort daarna meldt hij zich als vrijwilliger bij het leger en in juni 1917 maakt hij de oversteek naar Europa. Op tijd om het laatste jaar van de oorlog mee te maken, tussendoor een aantal Franse laboratoria en collega’s te ontmoeten en de wapenstilstand te vieren. Terug in de VS neemt hij zijn werk als assistant professor weer op. Die aanstelling duurt maar kort, want in 1920 verhuist De Kruif naar New York, om fellow te wordenbij het Rockefeller Institute of Medical Reserarch. Ook die positie eindigt relatief snel. Paul is te onrustig om alleen een laboratoriumgeleerde te zijn, en gaat stukken schrijven voor het algemene publiek. In een daarvan, een hoofdstuk in een boek over de staat van de beschaving in de VS (1923), uit De Kruif zich kritisch over de dokters-tijdgenoten: te veel bezig met geld verwerven, te weinig met echt effectieve geneeskunde. Zijn (anonieme) auteurschap  wordt ontdekt en Paul verlaat het Rockefeller Instituut, op eigen initiatief (zoals deze biografie verhaalt) of gedwongen (volgens een andere biograaf). Vanaf dat moment is Paul de Kruif wetenschapper af en fulltime schrijver.

Een uiterst productieve schrijver. Na eerst Synclair Lewis te hebben geholpen bij het schrijven van de roman Arrowsmith (geëerd met de Pullitzer Prijs, geweigerd door Lewis, die in 1930 wel de Nobelprijs voor literatuur accepteert), schrijft Paul in 1926 zijn eerste en tegelijk meest succesvolle boek Microbe Hunters. In dit boek, dat het eerste in een lange reeks zal blijken te zijn, beschrijft de bioloog-schrijver De Kruif de levens en ontdekkingen van dertien bekende ontdekkers van bacteriën, van Van Leeuwenhoek (1632-1723) tot Ehrlig (1854-1915). Het boek wordt binnen en buiten de VS een groot succes, en krijgt ook een Nederlandse vertaling. Een van de volgende boeken, Fight for Life (Strijders voor het leven, 1938) wordt door Anne Frank in het Achterhuis gelezen, kort voor haar deportatie. Een aantal boekbesprekingen in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde bewijst dat De Kruif ook hier te lande goed bekend was.

Tijdens de depressie van de jaren dertig ontpopt de schrijver zich als activist. Hij zet zich in voor de strijd tegen ondervoeding (Hunger Fighters, 1928) en raakt betrokken bij de bestrijding van poliomyelitis (kinderverlamming). Zijn netwerk is indrukwekkend, uiteenlopend van de toenmalige President en Vice-President (Roosevelt en Wallace), via de schrijver Hemingway en medisch-historicus Sigirist tot aan filmmaker Joris Ivens. In die jaren voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog schuift De Kruif steeds verder naar de linkerkant van het politiek spectrum op, als fellow traveller naast de communistische beweging. Hij sympathiseert met het gedachtengoed, maar wordt geen lid van de American Communist Party. De criticaster van het conservatieve medische establishment komt ook telkens weer in aanvaring met de leiding van de American Medical Association (AMA). Na 1945 keert De Kruif terug naar een meer gematigde politieke positie en sluit hij vrede met de AMA. Zijn energie is nog steeds ongekend, en hij blijft zich inzetten voor de bestrijding van onder meer syfilis en de acceptatie van mensen met een geestelijke stoornis (A Man against Insanity, 1957). Hij is echter vooral een schrijver die nieuwe ontdekkingen in de medische wetenschap zo snel mogelijk onder het gewone publiek bekend wil maken. Dat doet hij via populaire bladen als Readers Digest, Ladies’ Home Journal en Country Gentlemen. In zijn enthousiasme gaat hij soms te ver, althans naar de huidige maatstaven. Het pleidooi voor de pijnstiller Demerol (Pethidine), naar De Kruifs bewering niet-verslavend, klinkt heden ten dage tenminste naïef, in het licht van de huidige dodelijke opiatencrisis in de Verenigde Staten.

Tegen het einde van de jaren vijftig dooft het activistische en publicitaire vuur langzaam maar zeker. In 1960 verschijnt De Kruifs laatste artikel in Readers Digest en daarna zet hij zich aan het schrijven van een autobiografie. Zijn door drank, roken en overmatig medicijngebruik aangetaste gezondheid (en vooral geestelijke capaciteiten) werpen blokkades op, maar met hulp van vrienden komt het in 1962 toch tot publicatie: The Sweeping Wind: A Memoir. De daaropvolgende jaren is er van de bruisende activist en publicist weinig meer over. De geest laat het steeds meer afweten en vrijwel geheel dement overlijdt Paul de Kruif op 28 februari 1971.

Tot zover het verhaal dat Jan Peter Verhave tot een lang, maar uiteindelijk toch boeiend geheel heeft gecomponeerd. Is het daarmee ook een goede biografie? Tot op redelijke hoogte zeker, want het heeft mij in elk geval bekend gemaakt met het interessante leven en werken van Paul de Kruif. Het is echter, wat ik zou willen noemen, een ‘smalspoor’ biografie, gefocust op vooral het werk van de gebiografeerde. De lezer komt relatief weinig te weten over zijn motieven, zijn privéleven, en over de historische context. Weinig over de achtergronden van de scheiding van zijn eerste vrouw, weinig over zijn drijfveren om van zijn oorspronkelijke studiekeuze geneeskunde te switchen naar biologie en weinig over zijn vermeende terugkeer van atheïsme naar het geloof van zijn voorouders. De grootste omissie naar mijn oordeel is het vrijwel onvermeld laten van De Kruifs fysieke nabijheid bij de grootse volksgezondheidscrisis van zijn leven: de Spaanse Griep van 1918-1919. Volgens de huidige inzichten is de epidemie hoogstwaarschijnlijk voor het eerst uitgebroken in de VS, en via de trans-Atlantische scheepsroute met de legermacht getransporteerd naar Europa. De bioloog Paul de Kruif is in 1917 passagier op één van de transportschepen en gaat in Frankrijk aan het werk als luitenant bij het American Sanitary Corps. In die rol moet hij getuige zijn geweest van de dodelijke tol van het – toen nog niet ontdekte – Influenzavirus: 43.000 Amerikaanse soldaten overleden binnen kort tijd, net iets minder dan het aantal slachtoffers op het slagveld. De biograaf volstaat met één vrijwel nietszeggend zinnetje: “A particular problem was the Spanish flu, which raged and hit the military as well, but Paul kept silent about it.” Volgens de biograaf zweeg De Kruif (in lijn met de toenmalige officiële lijn van stilhouden in oorlogstijd), maar iets meer uitweiding, toelichting en context zou mijns inziens passender zijn geweest.

Dit neemt niet weg dat Jan Peter Verhave een interessante biografie heeft geschreven over een boeiende persoon. Paul de Kruif is aan de vergetelheid onttrokken, en – zoals het gezegde luidt – zolang iemand nog herinnerd wordt, is hij of zij niet echt dood.

Jan Huurman, arts M&G (specialist publieke gezondheid)

Semi-gepensioneerd als zelfstandig consultant en interim-manager, en sinds een aantal jaren zelf ook bezig met het aan de vergetelheid onttrekken van een ‘held’ van zijn eigen vakgebied: Piet Muntendam (1901-1986).


[1] Huisman F. Vorming, reflectie en activisme. Over het rijke veld van de medische geschiedenis in Nederland. Studium Vol. 6, no. 3/4 (2013) 159–172.

[2] Berghout A. Heer en Meester aan het ziekbed. Leven en werk van Isidore Snapper (1889-1973). Boom. Amsterdam 2017.

[3] Verhave JP. A constant state of emergency. Paul de Kruif: Microbe Hunter and Health Activist. Van Raalte Press, Holland, Michigan 2020.


Posted

in

,

Tags: